Aan het College van Burgemeester en Wethouders

Geacht College,

Enige tijd geleden konden we in de collegebesluiten lezen dat u voornemens bent om nogmaals uitbreiding, zij het in beperktere mate, van de Woeste Hoeve te bepleiten bij de provincie. Blijkbaar heeft de beheerder van dit etablissement een dusdanige goede indruk op u gemaakt dat u het nodig vindt deze ondernemer zoveel mogelijk van dienst te zijn. Ondanks dat de provincie in eerdere instantie al een negatief oordeel over de uitbreiding heeft uitgesproken. Wij hebben op dat moment niet op uw voornemen gereageerd omdat we weten dat u dit soort gelegenheden onder de “normale” bedrijfsgelegenheid rangschikt. Het is u duidelijk dat wij op dit punt uw mening beslist niet delen.

Afgelopen week konden we via de pers vernemen dat enige zogenaamde “loverboys” zijn aangehouden. Tot een rechtszitting is het nog niet gekomen omdat justitie voor de bewijsvoering mogelijk van onconventionele middelen gebruik heeft gemaakt. Reden waarom het proces is uitgesteld. Wel is duidelijk geworden dat een of enkele van de slachtoffers van deze lieden gedwongen werden hun “werkzaamheden” te verrichten in “De Woeste Hoeve”. Het is niet voor te stellen dat dit niet bij de eigenaar/beheerder van deze gelegenheid bekend was. Dit leidt tot de volgende vragen:

Bent u met ons van mening dat het niet zo kan zijn dat een bordeelhouder meewerkt aan het onder dwang  werken van dames in een dergelijke gelegenheid?

Bent u met ons van mening dat op de gemeente de taak rust dit soort misstanden zo veel als in haar vermogen ligt, te voorkomen?

Bent u van mening dat er hierdoor een gegronde reden is om de exploitant niet verder behulpzaam te zijn bij de uitbreiding van zijn activiteiten?

Bent u bereid de procedure om tot uitbreiding van deze gelegenheid te komen te beëindigen?

Indien u van mening bent dat u toch verder moet gaan met het realiseren van de uitbreiding van een prostitutiegelegenheid die dit soort zaken toelaat dan wel bevordert, kunt u dan aangeven op welke gronden u dat doet?

Wellicht hebt u in deze maand van bezinning de tijd uzelf te bezinnen op de taak die de overheid in dezen heeft en leidt dit er toe dat u uw voornemen in dezen herziet.

Ik zie uw antwoord graag op korte termijn tegemoet.

Met vriendelijke groet en hoogachting, K. Haan