Jeugdzorg in Drenthe

Jeugdzorgdonderdag 22 januari 2009

Bezig met de stukken voor de komende commissievergadering denk je terug aan de laatste statenvergadering van 2008. Het jaar dat in het teken stond van de Sociale Agenda. Wij als ChristenUnie hebben als uitgangspunt van ons doen en laten, ook op het politieke vlak, Jezus de Heer. Zijn sociale bewogenheid dat ieder schepsel tot zijn of haar recht komt. Komt dit dan tot uitdrukking in het meerjarenbeleidskader en het uitvoeringsprogramma?

In dit kader richt onze sociale bewogenheid zich op het gezin en op de kinderen in het bijzonder.
We mogen vaststellen dat de 3 conferenties Van Signaal tot Zorg hun dienst en nut bewezen hebben. Het waren goede bijeenkomsten. De statenleden waren hiervoor ook uitgenodigd en we waren onder de indruk dat ondanks dat iedereen toch ook haar/zijn toko bewaakte, er ook grote bereidheid was en is tot samenwerking. Terecht wordt in het beleidskader opgemerkt dat het nemen van de verantwoordelijkheid van de partners vanuit hun kerntaak de sterkste onderlegger is onder de samenwerking. En dat komt dan de jongere die zorg nodig heeft ten goede!

Een vraag heb ik nog wel over hetgeen dat aan het slot van hoofdstuk 2 Visie staat. Jeugdzorg aanbod volgens de Drentse norm:
- de cliënt kiest welke oplossing hij wil en bij welke aanbieder hij deze wil realiseren
Vervolgens staat er dat:
- de financier kiest welke aanbieder een interventie mag aanbieden.
Dan vraag je je toch af: wie mag er nu kiezen de cliënt of de aanbieder? Naar ons idee moet dat toch echt de cliënt zijn!

Het Uitvoeringsprogramma ademt een sfeer van er alles, wat binnen onze provinciale mogelijkheden ligt, te doen om Bureau Jeugdzorg Drenthe effectief en efficiënt te laten werken. Dit om wachttijden en wachtlijsten zo kort mogelijk te houden en eigenlijk om deze te voorkomen. Ook de programma's die aangeboden worden moeten hun effectiviteit bewezen hebben: Doen wat werkt is de leus!

Wat me vooral de laatste tijd bezig heeft gehouden is o.a. de marktwerking. Hier wordt in het Uitvoeringsprogramma behoedzaam mee omgegaan. Uit mijn hart gegrepen: (Pag. 56) Het gaat er niet om dat jeugdigen en hun ouders die hulp nodig hebben tot economisch ding verklaard worden. En dat marktwerking niet vanzelf leidt tot een grote variatie in het aanbod of tot prijsdaling. Wat in de jeugdzorg gaat ontstaan, zal weinig lijken op een markt: noch het aanbod, noch de vraag passen in een marktmodel. In de jeugdzorg is de klant vaak het kind. Maar het kind kan (economisch/juridisch) geen klant zijn.
Van harte hoop ik dat men met de marktwerking in de zorg en welzijn behoedzaam om blijft gaat want: DE ZORG IS GEEN MARKT EN DE MENS GEEN PRODUCT!

Een ander item is het door ENOVA samen met de RUG uitgevoerde onderzoek naar de positie en rol van vaders in de opvoeding na een scheiding: Vaderschap doet er toe. Met als ondertitel: Echtscheidingspraktijk in Nederland is éénouderpraktijk. Dit onderzoek heeft in de media terecht veel aandacht gekregen. Trouw, de Volkskrant, de Leeuwarder Courant en ons eigen Dagblad van het Noorden en ook radio 1 besteedde ruim aandacht aan dit onderzoek. En ook vaders die zich in het onderzoek herkennen en er door geraakt zijn. Eindelijk komen zij in beeld. Er wordt in het Uitvoeringsprogramma naar dit onderzoek verwezen. De opmerking dat het goed zou zijn als het jeugdbeleid in Drenthe zou aansluiten bij dit Drentse onderzoek, spreekt me erg aan. Naar mijn idee sluit het Omgangscentrum, in welk kader dit onderzoek wordt genoemd, niet geheel aan omdat in het Omgangscentrum de vader de mogelijkheid krijgt zijn kinderen even te zien. Terwijl hij juist zo graag betrokken wil zijn bij zijn kind(eren) als opvoeder. Ik erken de noodzakelijkheid van het Omgangscentrum. Dit maakt het mogelijk van begeleide bezoeken van niet-verzorgende ouders en zij geeft ook advies en bemiddelt. Goede zaken, zeker maar het onderzoek wijst uit dat de vaders meer willen.

Graag zou ik de mening van de gedeputeerde en van de andere fracties willen horen hoe zij tegen een vervolgonderzoek aankijken. Het onderzoek van ENOVA en RUG was verkennend van opzet. Ik hoorde dat ook Louis Tavecchio, hoogleraar pedagogiek en onderwijskunde, aan de universiteit van Amsterdam al 15 jaar bezig is met onderzoek naar het belang van vaders in de opvoeding. Hij vond het onderzoek van ENOVA erg interessant en zou er graag met hen een vervolg aan geven. Alleen dan dieper en breder van opzet. Hoe groot is de groep vaders die niet alleen van hun vrouwen gescheiden zijn maar ook van hun kinderen. En dit laatste beslist niet willen. Uiteraard heb ik via mail het Ministerie van jeugd en gezin, André Rouvoet en zijn rechterhand Reinier Koppelaar, op de hoogte gesteld en de vraag voorgelegd of Drenthe als pilot zou kunnen fungeren. Want als wij wat willen doen aan die aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg Drenthe van 62% jongeren woonachtig in een één-ouder gezin kan uit een vervolgonderzoek één van de sleutels aangereikt worden om tot oplossing (vermindering) te komen.

Margriet Stijkel

Labels
Drenthe

« Terug

Archief > 2009 > januari

Geen berichten gevonden