Domheid

H. Baasmaandag 28 januari 2008

Het onderstaande artikel van Bonhoeffer (geschreven begin jaren '40 in de vorige eeuw) maakt deel uit van een uitgebreider stuk waarin hij zijn denken en doen verantwoordt aan zijn vrienden.
In het licht van het optreden van politici als Geert Wilders en Rita Verdonk zijn het profetische woorden.

door Dietrich Bonhoeffer

Domheid is een gevaarlijker vijand van het goede dan slechtheid. Tegen het kwade kun je protesteren, je kunt het ontmaskeren; desnoods met geweld verhinderen. Het kwade draagt altijd de kiem van eigen ontbinding in zich, want het laat in de mens tenminste een gevoel van onbehagen achter. Tegen domheid zijn wij weerloos. Noch met protesten noch met geweld is hier iets te bereiken.

Argumenten baten niet. Feiten die niet stroken met eigen vooroordeel kan men heel eenvoudig ongeloofwaardig noemen - in zulke gevallen wordt de domme mens zelfs kritisch - en feiten die niet te ontkennen zijn kunnen opzij geschoven worden als nietszeggende uitzonderingen. Bovendien is de domme mens, in tegenstelling tot de slechte mens, zeer met
zichzelf tevreden. Hij is zelfs gevaarlijk want hij is prikkelbaar en agressief. Daarom moet men met de domme voorzichtiger zijn dan met de slechte. Nooit zullen wij weer proberen de domme met argumenten te overtuigen; dit heeft geen zin en is gevaarlijk.

Om te weten hoe wij domheid moeten benaderen moeten wij proberen haar wezen te begrijpen. Vast staat, dat domheid geen gebrek is aan intelligentie maar een moreel tekort. Er zijn mensen met een buitengewoon snel verstand, die dom zijn en mensen met een traag verstand die allesbehalve dom zijn.

We ontdekken tot onze verbazing dat domheid aan het licht komt in bepaalde situaties. Bovendien krijgt men de indruk, dat domheid niet zozeer een aangeboren gebrek is maar dat de mensen onder bepaalde omstandigheden dom gemaakt worden of zich dom laten maken.

We constateren verder dat teruggetrokken of eenzaam levende mensen niet zo vaak dit gebrek vertonen als mensen of groepen van mensen die geneigd zijn of gedwongen worden in gezelschap van anderen te leven.

Domheid schijnt dus eerder een sociologisch dan een psychologisch probleem te zijn. Het is het gevolg van bepaalde beïnvloeding door historische omstandigheden, het is een psychologisch bijverschijnsel van bepaalde sociale verhoudingen.

Bij nadere beschouwing blijkt dat iedere sterke machtsontplooiing, politiek of religieus, een groot deel van de mensen met domheid slaat. Dit lijkt zelfs zonder meer een psychologisch-sociologische wet. De macht van de een vraagt om domheid van de ander. Dit proces verloopt niet zo dat bepaalde capaciteiten van de mens - de intellectuele bijvoorbeeld - verminderen of uitvallen. Nee, overweldigd door de machtsontplooiing, wordt de mens beroofd van zijn innerlijke zelfstandigheid en ziet er van af - meer of minder bewust - een eigen houding te vinden tegenover de wereld waarmee hij geconfronteerd wordt.

De nukkigheid van de domme mens mag ons niet doen geloven dat hij zelfstandig is. Als je met hem praat, merk je direct dat je niet te maken hebt met hemzelf, met hem persoonlijk, maar met leuzen en slogans die macht over hem hebben. Hij leeft in een ban en is verblind, aangetast in zijn wezen en misbruikt. Zo wordt de domme een willoos instrument in staat tot alle kwaad en hij is niet bij machte dit kwaad als zodanig te onderkennen.

Hier ligt het gevaar van een duivels misbruik. Dit zal de mensen voorgoed te gronde kunnen richten. Hier blijkt overduidelijk, dat de overwinning van de domheid geen kwestie is
van voorlichting, maar alleen van bevrijding. En men zal er in moeten berusten dat echte innerlijke bevrijding in de meeste gevallen pas mogelijk wordt, nadat eerst de uitwendige bevrijding heeft plaatsgehad.

Zolang dat niet gebeurd is zullen wij moeten afzien van iedere poging de domme te overtuigen. Hier ligt ook de reden, waarom het onder dergelijke omstandigheden geen zin heeft te willen weten wat 'het volk' denkt en waarom deze vraag voor mensen die verantwoordelijk denken en handelen zo onbelangrijk is - alleen in deze omstandigheden wel te verstaan.

Het bijbelwoord, dat de vreze Gods het begin van de wijsheid noemt (Ps. 111:10) houdt in, dat alleen de innerlijke bevrijding tot een verantwoord leven voor God de werkelijke overwinning van de domheid is.

Overigens bevatten deze gedachten over de domheid toch deze troost: zij laten zien dat het beslist niet aangaat het merendeel der mensen onder alle omstandigheden als dom te beschouwen. Waar het om gaat is de vraag, of de machthebbers meer verwachten van de domheid der mensen dan van hun innerlijke zelfstandigheid en wijsheid.</p>

Dietrich Bonhoeffer

Labels
Drenthe
Weblog

« Terug

Archief > 2008 > januari

Geen berichten gevonden